Er ontstaat een verlangen naar en behoefte aan integratie van het verlies in ons levensverhaal, het ons verbinden met anderen en betekenisgeving aan het verlies. Er rust, nog steeds, een taboe op onze verliescultuur. Gevoed door een no-nonsense- en maakbaar wereldbeeld en de overtuiging dat gelukkig zijn het ultieme levensdoel is.
Tevens wordt rouw door velen (ook professionals) gezien als en stoornis, een ziekte. Rouw is echter een normale reactie op een abnormale situatie. Rouw is in essentie een stressreactie: een poging van ons lichaam en onze geest om effectief om te gaan met de waarneming van een “gevaar” richting ons welbevinden. De kern van rouw is scheidingspijn.
We kunnen echter wel ziek worden van rouw: de aanleiding ligt dan meer in (vroege) hechtingsproblematiek of in een verstoorde interactie met de omgeving (conflicten, “nu moet je ’t maar eens afsluiten”, “loslaten”, “weer de oude worden”).
In de vorige eeuw ontwikkelde Elizabeth Kübler-Ross, tijdens haar werk met terminale patiënten, een 5 fasen model voor rouwen: ontkenning, woede, marchanderen, depressie, aanvaarding.
In de loop van deze eeuw kwam er, onder invloed van wetenschappelijk onderzoek, kritiek op dit model:
- Er is een essentieel verschil tussen een terminale patiënt en nabestaanden: hun toekomstperspectief.
- Rouwen is geen lineair, statisch proces, de 5 fasen hoeven niet in genoemde volgorde te worden doorlopen, het rouwen is geen uniform, voor ieder mens gelijk-verlopend proces.
Rond 1999 volgde de ontwikkeling van het Duale Proces Model (Stroebe & Stroebe & Schut): rouwen wordt hier beschouwd als een circulair, dynamisch proces met een verliesgerichte- en een herstelgerichte component: in het ene moment word je weer geconfronteerd met het verlies en in het andere moment is er sprake van gerichtheid naar de toekomst, ruimte voor nieuwe activiteiten. De verliesgerichte- en herstelgerichte modus wisselen elkaar af en zoeken naar een balans.Tevens ontwikkelde zich de opvatting dat verlies een confrontatie is met de zin en betekenis van je / het bestaan.
De focus werd verlegd van “afsluiten”, “losmaken” en “doorgaan” naar betekenisgeving (Neimeyer), integratie van het verlies in je levensverhaal, (weer) vorm geven aan je leven, reconstructie van je toekomstperspectief.Verlies kan aldus een diepere laag in je bestaan aantasten, de existentiële KERN (de Mönnik):
Je verliest de Kontrole over jezelf, de situatie, je omgeving (soort hulpeloosheid); je gevoel van Eigenwaarde wordt aangetast, het beeld van jezelf, twijfel; verlies kan je Rechtvaardigheidsgevoel ontwrichten, inbreuk op je waarden en normen; verlies, beschadiging of zelfs vernietiging van je toekomstperspectief (-dromen), aantasting van Nu-in-relatie-tot-later. Manu Keirse spreekt dan ook van “vingerafdruk van Verdriet”: ieder mens rouwt op zijn / haar eigen manier, in zijn / haar eigen tempo en in de context van zijn / haar eigen unieke levensverhaal.
Bij de confrontatie met verstoringen en problemen hebben wij de neiging direct naar rationele, pragmatische en economische oplossingen te zoeken, gevraagd en ongevraagd advies te geven en het probleem zo snel mogelijk de wereld uit te helpen. Een logische reactie en handeling. Bij ernstige life-events, ingrijpende veranderingen en verlies hebben wij ook die neiging: probleem oplossen!
Echter: dat werkt niet, is niet effectief. Zoals reeds gezegd, bij verlies gaat het om zingeving, betekenisgeving, integratie in je levensverhaal en je toekomstperspectief opnieuw vorm geven. Het gaat om kwetsbaarheid, zoeken, opnieuw jezelf ‘uitvinden’.In geval van “gewone” problemen gebruiken we de DOE-aanpak: het gaat om het doen, interventies uitvoeren volgens protocollen, het maken van een contract en we hebben daarvoor afstand nodig.Bij verlies en rouw is het effectiever de BETEKENIS-aanpak te hanteren: het gaat om er zijn als persoon, verbinding maken, het zoeken naar betekenis, emotionele betrokkenheid in de vorm van presentie en contact en nabijheid is hierbij een noodzaak.
Ook de zorgverlener wordt hiermee geconfronteerd. Van belang is de balans te vinden tussen: doen en zijn, afstand en nabijheid, interventie en presentie, effectiviteit en essentie, contract en contact en probleem oplossen en betekenis geven. Deze balans tussen afstand en nabijheid voltrekt zich in de interactie met de cliënt waarbij de zorgverlener continu reflecteert op zijn eigen handelen. Immers het eigen levensverhaal van de zorgverlener (met verlieservaringen) speelt mee en is niet met een knop uit te schakelen.
En het zoeken naar deze balans tussen afstand en nabijheid brengt een aantal dilemma’s met zich mee: overdracht / tegenoverdracht, over betrokkenheid, ongelijkheid en grenzen in het contact, zelfonthulling, lichamelijk contact, e.a. Het ABC van Zelfzorg is van groot belang voor de zorgverlener: Aandacht / Acceptatie (reflectie, luisteren naar signalen bij jezelf); Balans (dynamisch evenwicht tussen Doen en Zijn); Connectie en Communicatie (intervisie, feedback).Niet zelden ontwikkelen zich klachten bij de zorgverlener op het gebied van PTSS, burn out, Secundaire Traumatisering, angst, depressie, slaapproblemen, e.a. In de interactieve lezing zal op het boven beschrevene dieper op worden ingegaan: op een dragelijke manier kijken naar wat ondraaglijk is.